Waarom ik toch weer ga stemmen

“Pff, stemmen?  Waarom zou je nog gaan stemmen? Ze doen toch wat ze willen, wat er ook gestemd wordt.”
Dat hoor je vaak, vooral als er verkiezingen aankomen. Vooral door mensen die echt verandering willen. Ze hebben misschien al vaak voor de een of andere sympathieke gast of dame gestemd in de hoop dat dingen nu anders zouden gaan. Nee dus. En nu laten ze zich niet meer vangen.

Hoe begrijpelijk ook, zo’n gedachtegang is niet helemaal, om niet te zeggen: helemaal niet, juist. Kijk maar:

Wij wonen met ons allen hier in dit drukke land, druk gewest, drukke gemeente. Iedereen heeft een stem, dat zijn duizenden, miljoenen stemmen. Stel: ik wil een bepaalde verandering en vind een partij die dat volgens mij in orde zal maken. Ik ga stemmen en wacht af, en na een tijd ben ik teleurgesteld.
Maar is dat wel een redelijke wens, dat persé gebeuren moet wat IK  wil? Waarom zou nu juist die ene stem die ikzelf te vergeven heb, in dat hele spel van die vele duizenden stemmen iets zichtbaars moeten veranderen? Ik ben toch geen dictator, geen Poetin, die met een handgebaar de zaken naar zijn wil schikt?
Nee, ik ben er maar een van de zeer velen. Daarvan denken er veel zoals ik, en veel anderen weer heel anders. Politiek is het botsen van die meningen, liefst zo hard en duidelijk dat het knettert. Vijf of zes jaar lang proberen we de mammoettanker die kant op te duwen die volgens ons de beste is.
Maar dan moet het knetteren stoppen en komt en een stil, bijna heilig moment. De verkiezingen. Alles zwijgt, want de kiezer spreekt. Met per persoon een enkele stem, niet meer en niet minder. Hier zijn we allemaal gelijk, en zijn alle meningen evenveel waard.
Deelnemen aan dat moment geeft een gevoel van verantwoordelijkheid, van betrokkenheid. Het moment zelf passeert zwijgend, maar het meedoen geeft ons het recht en de goesting de vijf of zes jaar erna er weer hard tegenaan te gaan. Voor onze mening, tegen die van anderen. Om anderen te overtuigen dat er eindelijk iets moet veranderen, bijvoorbeeld. Onder de hoede van een parlement dat we allemaal samen hebben samengesteld.
Wie niet gestemd heeft maar zijn mening wel belangrijk genoeg vindt om ervoor op te komen, is in het debat net iemand die op een festival verschijnt zonder ticket. Hij wil meedoen maar heeft geen verantwoordelijkheid genomen en hoort er bijgevolg niet helemaal bij.
Als we gaan stemmen realiseren we ons, ook al weer met een beetje een plechtig gevoel, dat we in een keten staan van kiezers die al zo’n twee en een half duizend jaar, sinds de democratie in Athene ontstond, aan verkiezingen hebben deelgenomen, en dat dit een keten is die we willen voortzetten. Er zijn veel offers gebracht om die keten te laten beginnen en om haar in stand te houden. Geen wonder, want de democratie is, met al haar gebreken, de staatsvorm die ons het best beschermt tegen corruptie en machtsmisbruik. Laten we hen gedenken die daarvoor alles gegeven hebben en beseffen dat hen navolgen ons niets meer kost dan een comfortabel uitje op een rustige zondagochtend.